Beleidsplan

Waarom wij investeren in Mali en hopen dat u dat ook zult doen…samen met ons?! Stichting Djenné volgt de situatie in Mali op de voet, mede met het oog op de ontwikkelingssamenwerking. De stichting is van mening dat, juist nú, de organisaties en de ontwikkelingsprojecten ondersteund moeten worden in Mali wil de burger niet dubbel de dupe worden van de huidige crisis.

Stichting Djenné ontwikkelt al een langere tijd, in samenwerking met de Malinese burgers en overheid diverse projecten in het land. Dit alles naar volle tevredenheid. De mensen zijn gemotiveerd en willen hun eigen leefsituatie en die van de stad verbeteren. In ons geval spreken we van projecten voor de vrouwen in Bandiagara en voor de straatkinderen en weduwvrouwen in Djenné. Er werd al een langere tijd gewerkt aan structurele en duurzame oplossingen. We gaven de mensen daar een handreiking om hun sociale en economische positie te verbeteren en daarmee de cirkel van armoede te doorbreken. Maar sinds de staatsgreep van 22 maart 2012 ligt de buitenlandse hulp aan de overheid ligt in feite stil. Er wordt op dit moment al jaren gekeken hoe de situatie zich in Mali zich ontwikkelt.
Iedereen wacht af, alleen de noodhulp in de Sahel gaat gewoon door. Mali is geïsoleerd op dit moment en dit maakt het leven en het dagelijkse bestaan voor de burger onmogelijk.
Stichting Djenné wil doorgaan met het ondersteunen van de geplande projecten: het afbouwen van de scholen voor de straatkinderen en de vrouwen, het stimuleren van de ontwikkeling van de bedrijven en capaciteitsopbouw (met bouwen,samenwerken etc.) m.a.w. ervoor zorgen dat de vooruitgang door blijft gaan.
Mali is altijd een van de vijftien partnerlanden geweest voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. De inspanningen vanuit de Nederlandse overheid hebben zich met name gericht op veiligheid, rechtsorde, water, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.

Waarom moeten we blijven investeren in Mali?
1. De huidige regering zet het beleid door van de vorige regering, die zulke goede resultaten heeft behaald. Mali is de afgelopen 20 jaar het voorbeeld geweest van democratische ontwikkeling.
2. De armoede en ondervoeding was verminderd en op dit moment neemt dit toe. Mali zit in een impasse en wordt nu door deze situatie ver teruggeworpen.
3. De ervaringen met Mali waren goed. De crisis wordt veroorzaakt door extremisten uit andere landen en hier wordt Mali en een groot deel van haar bevolking de dupe van.
4. Onderwijs en veilig drinkwater en hiermee de gezondheid waren verbeterd: ook dit neemt door deze impasse af.
5. Maar vooral de mensen in Mali willen zélf doorgaan. Ze geven aan dat door de huidige crisis de ingezette vooruitgang stil ligt en in een impasse zit. De burger en plaatselijke en regionale overheden willen dit niet. Men wil door met waar men mee bezig was.
6. Mali was erg ver met het behalen van de Millenium Ontwikkelingsdoelen. Speerpunt moet daarom blijven doorgaan waar we mee bezig waren. Investeren in Mali waarbij je blijft kijken naar onderwijs. Actief aanwezig zijn. Dit houdt in: risico nemen en keuzes maken: Hulp en samenwerking bij ontwikkeling werkt en juist nu! Armoede en het niet hebben van perspectief vergroot het risico op extremisme en veiligheid, zeker waar het de jongeren en vrouwen betreft.

Wij bouwen Mali verder mee op.
Bestuur stichting Djenné
Waarom?

Missie (conform statuten)

De doelstelling van Stichting Djenné
De stichting heeft ten doel het verzorgen van activiteiten en projecten die de bevolking van de stad Djenné (Mali-Afrika) ten goede komen.
Zij tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door het opzetten en ondersteunen van projecten op het gebied van educatie, onderwijs, ambachtsvorming, sport, empowerment, kunst, cultuur en bouwkunst.
De projecten dienen duurzaam te zijn.
De stichting heeft eveneens tot doel om haar projecten en activiteiten uit te breiden naar omringende regio’s in samenhang met de stad Djenné.

Visie
Stichting Djenné heeft een visie die gebaseerd is op solidariteit met de mensen in Mali en internationaal erkende mensenrechten. De stichting gelooft dat onderwijs de sleutel is tot duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. D.m.v. het volgen van onderwijs gaan de kinderen een betere toekomst tegemoet.

De projecten en activiteiten van de stichting Djenné sluiten aan bij de:
A. community gedachte van Djenné
B. Millenniumdoelstellingen van de VN
C. (onderwijs)programma’s van Mali en de stad Djenné

A. de community gedachte
De lokale bevolking van Djenne kent een community filosofie. Families leven met elkaar en zorgen voor de totale woongemeenschap, dus ook voor (half)wezen, jonge mensen, oude mensen. Stichting Djenne neemt deze filosofie als uitgangspunt.

B. de Millenniumdoelstellingen van de VN
De Nederlandse hulp gaat vooral naar belangrijke sectoren als onderwijs (ontwikkelingsdoel 2), gezondheidszorg (ontwikkelingsdoel 6) en de ontwikkeling van economische productie (ontwikkelingsdoel 1). Binnen de sector gezondheid ligt de nadruk op de bevordering van seksuele gezondheidszorg (ontwikkelingsdoel 5).

Wat betreft het behalen van doelen maakt Mali naar verwachting vooral op het gebied van onderwijs een belangrijke vooruitgang. Ook op het gebied van de gezondheidszorg zijn goede resultaten behaald. De toegang tot de gezondheidszorg is de laatste 10 jaar enorm toegenomen, routinematige vaccinatie van kinderen staat op een hoog peil en de prenatale zorg is de laatste 5 jaar met sprongen vooruit gegaan.

C. onderwijsprogramma’s van Mali en de stad Djenné
Budgetsteun voor de onderwijssector

De ontwikkeling van de onderwijssector van Mali was gebaseerd op het tienjarenplan genaamd Programme Décennal de Développement de l’Education (2001-2011) dat in 2000 door de regering werd goedgekeurd. De overheid en de donoren samen stelden zich garant voor de financiering van de eerste fase van het plan PISEI, een investeringsprogramma dat zich alleen richtte op het basisonderwijs. Toegang tot basisonderwijs is één van de Millennium Doelstellingen die de ontwikkelingslanden en de donoren samen nastreven om te zorgen dat alle kinderen, jongens en meisjes, uiterlijk in 2015 evenveel kans hebben om de basisschool af te maken.
Over het algemeen is er dus sprake van een verbetering, maar maakt 46% van de kinderen de eerste 6 jaar niet af. Het probleem van uitvallers wordt aan de ene kant veroorzaakt door de kwaliteit van het onderwijs en aan de andere kant door het armoedeprobleem aangezien ouders hun kinderen (vooral meisjes) van school halen om mee te werken voor het gezinsinkomen. Kinderarbeid blijkt dus een belemmering om de Millennium doelstelling voor onderwijs te realiseren. Zolang ouders afhankelijk blijven van de inkomsten van kinderarbeid, valt dit moeilijk op te lossen.
Toch neemt de motivatie om naar school te gaan toe. Dat blijkt ook uit de enorme toename van het aantal “écoles communautaires”, de gemeenschapsscholen. In dorpen waar nog geen publieke school is, nemen ouders het initiatief zelf een school te bouwen, vaak met een onderwijzer voor het bord die daar niet voor opgeleid is. De overheid helpt die dorpen door de leraren een kortlopende training te geven en met een bijdrage aan het salaris van die onderwijzer(es). Naast de gemeenschapscholen en de publieke scholen zijn er ook de medersas, de religieuze scholen, en de privéscholen.
In 2006 is de tweede fase van het investeringsprogramma (PISE II) gestart. Het gaat in deze fase nu ook om middelbaar, technisch, beroeps en hoger onderwijs. Daarbij wordt naast uitbreiding van de capaciteit ook gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Betere leerresultaten worden bereikt door meer boeken per kind, minder zittenblijvers en meer kinderen die de kans krijgen hun school af te maken. Voor de uitvallers, kinderen die te weinig of helemaal geen onderwijs hebben gehad, worden er vakopleidingen ontwikkeld.
De verbetering van de kwaliteit van het onderwijs betekent dus meer goed opgeleide leraren, meer klaslokalen en voldoende schoolboekjes.
Het aantal opleidingsinstituten voor leraren wordt nog verder uitgebreid tot een totaal van 15 instituten. Een ander positief resultaat is bijvoorbeeld dat in de 2e cyclus van het lager onderwijs (7e t/m 9e jaar) leerlingen nu elk 4 schoolboeken hebben.
Jaarlijks worden er grote aantallen nieuwe scholen gebouwd door de overheid met financiële hulp van donoren zoals Nederland, maar ook door lokale en internationale niet-gouvernementele organisaties. Toch zijn er nog niet genoeg scholen en ligt het bouwtempo te laag. Gemiddeld zitten er 68 kinderen in een klas van de overheidsscholen, maar er zijn ook klassen met 90 kinderen of meer. De bouw van scholen moet worden versneld om de toename van het aantal schoolgaande kinderen te kunnen opvangen. Maar ook de sterke bevolkingsgroei (ca 3%) zorgt ervoor dat er grote aantallen klaslokalen extra moeten worden gebouwd. In de vorige fase lag de verantwoordelijkheid voor de scholenbouw geheel bij de centrale overheid. Op dit moment, in het kader van het decentralisatiebeleid, heeft het lokale bestuur (de burgemeesters) de verantwoordelijkheid voor uitvoering van de bouw van de scholen overgenomen.

Onderwijs is een van de belangrijke prioriteiten in de nationale Strategie voor Armoedevermindering. Om die reden reserveert de regering jaarlijks 30% van het nationale budget voor de gehele sector. Naast het lager onderwijs en alfabetisering zijn de andere subsectoren die van middelbaar, universitair en beroepsonderwijs. Er bestaat één investeringsplan voor de totale sector maar per subsector is een ander ministerie verantwoordelijk.
Deze ministeries werken samen met verschillende multilaterale, bilaterale, technische en financiële partners waaronder Nederland. Toch worstelt de regering momenteel met problemen in het onderwijs die in de pers veel aandacht krijgen. De werkomstandigheden van leraren en universitaire docenten zijn zwaarder geworden onder andere door de enorme toename van het aantal leerlingen en studenten. De salarissen zijn te laag en worden ook regelmatig te laat betaald, de levensomstandigheden voor leraren in de rurale gebieden zijn zwaar en de universitaire docenten staan voor collegezalen van 500 of meer studenten waarvoor geen plaats is. Stakingen en publieke kritiek zijn het gevolg.

Het onderwijsproject in Djenné
Het heeft lang geduurd voordat de school en de ateliers in gebruik kon worden genomen. Hier heeft de crisis een grote rol in gespeeld. De stichting kon geen afspraken maken met de overheid. Van 2016 tot 2019 wil men dat de eerste school volledig draait. Dit betekent dat het eerste gedeelte van de school- drie klassen – in gebruik moeten zijn. Van 2018-2019 moet de Belron school een feit zijn en ook deze zal afgebouwd zijn en in gebruik genomen zijn.

• De school moet klaar zijn.
• De school moet in het beleidsplan van het CAP en van de stad terug te vinden zijn.
• De stichting betaald 1 jaar de leraar per klas en daarna neemt de overheid – het CAP deze betaling over.
• Er zal samengewerkt worden met AADI, onze plaatselijke stichting die ter plekke het werk waarneemt en uitvoert.
• Samenwerken en samen leren staan hoog in het vaandel

Uitgangspunten
• het kind staat centraal
• het kind onderwijs krijgt in diverse vakken
• de school is toegankelijk
• leren en concentreren is belangrijk
• creativiteit en maatschappelijke en culturele vorming staat centraal
• pedagogische ondersteuning is aanwezig
• er zowel in Bambara als Frans les gegeven wordt
• klassen niet al te groot zijn
• goed management aanwezig is
• leraren jaarlijks trainingen krijgen
• onderwijs een bijdrage aan de gemeenschap kan leveren
• naast algemeen onderwijs ook korte cursussen gegeven wordt waarin vaktechnieken worden gegeven
• ongeveer 35% van de leerlingen meisjes zijn
• er wordt gewerkt met een weekplan, wat onderdeel uitmaakt van een jaarplan
• er wordt gewerkt in kleine groepen en met vrijwilligers
• naast het werken in de klas, zal er gewerkt worden aan sport, tuinieren, stage binnen de toeristenhuizen, de ateliers en mediatheek voor de meisjes moeten er –naast Franse les en computerles – trainingsprogramma’s ontwikkeld worden met vakken als kooklessen, persoonlijke verzorging, verpleging, ouderenzorg, kinderopvang, expressieve vakken als dans, muziek en zang.
• het bijbrengen van de Franse taal, de omgang met computers en straks het adequaat leren van een ambacht is één van de doelen die Stichting Djenné voor ogen heeft. Hiervoor wordt een gebouw gemaakt waarin kinderen naschoolse opvang en bijlessen krijgen. Ook kinderen en jongeren uit de regio mogen hier gebruik van maken.